We keken al naar de opties die er zijn om open source-desktops uit te rollen binnen bedrijf nu Windows XP met pensioen gaat en gisteren zagen we dat er goede mogelijkheden zijn om legacy-applicaties te blijven draaien binnen de nieuwe omgeving. De volgende uitdaging: het configureren en onderhouden van de nieuwe FOSS-omgeving.
Een open source-netwerkmodel
Veel mensen denken dat Microsoft het idee van enterprise omgevingen - grootschalige uitrol van systemen die door IT-afdeling worden beheerd - heeft uitgevonden. Maar die uitvinding is eigenlijk van UNIX. Linux is met dezelfde designfilosofie gebouwd. De netwerkmodellen die ik hier beschrijf gaan allemaal uit van een netwerk van werkstations die contact maken met een of meerdere Linux-server(s).
Het is in de open source-wereld eenvoudig om een traditioneel netwerk op te zetten met gecentraliseerde authenticatie om toegang te beheren en centrale opslag van belangrijke data. Dit gecentraliseerde beheer gaat over het algemeen via Samba of OpenLDAP, waar LDAP een open standaard is. Microsofts Active Directory heeft tools en zijn interface om zijn eigen LDAP-implementatie heen gebouwd.
De opslag van netwerkbestanden gaat meestal ook via Samba of via Network File System (NFS). Daarbij loggen gebruikers in met hun naam en wachtwoord via de desktop en via de netwerkverbinding krijgen ze toegang tot resources als printers, scanners en de mailserver. Belangrijke data, zowel zakelijke als persoonlijke gegevens, worden opgeslagen op de server, waardoor er slechts één systeem hoeft te worden gebackupt.
Dat is de flexibelste model met de hoogste performance vanuit de gebruikers gezien, maar dat vereist wel dat je een aantal relatief krachtige (en dus prijzige) pc's moet gebruiken. Omdat dit model uitgaat van resources op pc-niveau, worden deze vaak fat clients genoemd - in tegenstelling tot thin clients, waarbij de client weinig draait en het meeste serverside plaatsvindt.
Booten vanaf een netwerk
Om het lokale onderhoud zo klein mogelijk te maken, kun je ervoor kiezen om de desktop zo te configureren dat hij start vanaf boot-images op de server in plaats van de harde schijf. Dit ligt dus eigenlijk tussen de fat en thin client in. Deze clients kunnen harddiskloos zijn, afhankelijk van welke functionaliteiten het netwerk biedt, maar nog wel applicaties lokaal draaien.
Deze aanpak versimpelt de configuratie, want elke keer dat het centrale opstartimage wordt aangepast, worden ook de clients aangepast als ze worden gestart. Je kunt er zo ook voor zorgen dat er een uniform aanbod aan applicaties aanwezig is voor elke gebruiker - er worden geen persoonlijke instellingen op de machine bewaard. Het enige nadeel is dat de desktops volledig afhankelijk zijn van een functionerend netwerk.
Thin clients
Als je onderhoud nog verder wilt minimaliseren, kun je nog een stapje verder gaan met centralisatie door een deel van de pc's om te vormen naar echte thin clients: machines die enkel de poort zijn naar de mogelijkheden die de centrale server bieden. Linux ondersteunt dat standaard via de terminalserver van Linux, LTSP.
Op de volgende pagina: Verschillende desktop-omgevingen bieden bedrijven ruime keus in een eigen aanpak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten